P2.1 Professionele identiteitsspanningen: uitdagingen bij het ontwikkelen van een ‘goed’ meetinstrument
Jorn ten Brink1, Paulien Meijer1, Jeroen de Jong2, Harmen Schaap1
1Radboud Docenten Academie, Netherlands, The; 2Radboud Management Faculteit
Professionele identiteitsspanningen van leraren staan steeds meer in de belangstelling (Pillen 2013, Van der Wal et al., 2019). Deze spanningen kunnen gevoelens van stress en burnout oproepen en uitval veroorzaken. Het meten ervan is een uitdaging, zeker als er wordt gekeken naar verschillen tussen leraren in verschillende loopbaanfasen en onderwijssectoren. De huidige conceptualisaties en instrumenten voor identiteitsspanningen focussen vooral op startende docenten en het verschil tussen persoonlijke en professionele identiteit. Voortbouwend op Pillen et al. (2013) en Hanna et al. (2019) wordt een nieuw instrument ontwikkeld, gebaseerd op het dialogisch perspectief op identiteitsontwikkeling (Akkerman & Meijer, 2011) en op de self-discrepancy theorie (Higgins, 1987). Hierbij worden identiteitsspanningen geduid als de verschillen tussen het actual self, ideal self en ought self van leraren. De poster zal het proces van instrumentontwikkeling beschrijven, met speciale aandacht voor mogelijke valkuilen (lage herkenbaarheid spanningen) en uitdagingen (clusteren diversiteit aan spanningen).
P2.2 Kansbegrip voor de Toekomst: Een Leerlijn voor Probabilistische Geletterdheid in het VMBO
Marieke Spijkstra, Filip Moons
Universiteit Utrecht, Netherlands, The
Dit onderzoek onderzoekt de vraag: Hoe kan een theoretisch en empirisch onderbouwde leerlijn voor middelbare vmbo-leerlingen worden ontworpen om probabilistische geletterdheid te bevorderen die praktisch en toepasbaar is in hun toekomstige leven? Probabilistische geletterdheid omvat het begrijpen van kansbegrippen, het kritisch evalueren van risico’s en het nemen van weloverwogen beslissingen. Het project bestaat uit twee fasen. Fase I richt zich op de ontwikkeling van een valide en betrouwbare Vocational Probability Measurement Scale (VPMS) om de probabilistische geletterdheid van vmbo-leerlingen te meten. In fase II wordt m.b.v. design research een leerlijn ontwikkeld en iteratief getest, gebaseerd op het informele kennisniveau van leerlingen. De leerlijn, bestaande uit vijf lessen en een afsluitende opdracht, corrigeert misvattingen over kans en stimuleert praktische toepassingen. Het onderzoek biedt een nieuwe aanpak voor kansonderwijs in het vmbo, met nadruk op praktische relevantie en bruikbaarheid in het dagelijks leven.
P2.3 Het bevorderen van sociale binding: Kansen en (on)mogelijkheden van learning analytics
Chantal Velthuis1, Tjark Huizinga1, Petra Fisser2, Kim Schildkamp3, Irene Visscher-Voerman1
1Saxion Hogescholen, Netherlands, The; 2ROC van Twente; 3Universiteit Twente
Sociale binding is essentieel om studentsucces te bevorderen (Venema et al., 2021). Bij eerstejaarsstudenten wordt sociale binding bevorderd door (leer)activiteiten op locatie. Ook digitale leeromgeving kunnen het groepsgevoel stimuleren (Garrison et al., 2001). Binnen digitale leeromgevingen kunnen learning analytics worden ingezet, waarmee inzicht ontstaat in het leerproces en context van de lerende (Siemens & Long, 2008). Ons onderzoek richt zich hoe het gevoel van binding verandert bij studenten binnen modules waar learning analytics worden ingezet. Zowel vragenlijsten (Ingram, 2012) als interviews met docenten en studenten zijn ingezet. Uit de vragenlijst komen geen significante verschillen naar voren. Interviews met studenten en docenten illustreren dat docenten het groepsproces meer kunnen bijsturen. Hoewel learning analytics docenten houvast geven in het groepsproces, is een belangrijk aandachtspunt dat ze altijd het gesprek dienen te voeren met studenten. Posterpresentatievraag: Sociale binding is onderhevig aan fluctuatie, hoe kunnen leaning analytics helpen deze fluctuatie inzichtelijk maken?
P2.4 De ontwikkeling van beroepsnarratieven van mbo- studenten tijdens economische beroepsopleidingen..
Kathinka van Doesum1, Elly de Bruijn1, Ilya Zitter2
1Open Universiteit, Netherlands, The; 2HU University of Applied Sciences
Inleiding
Tijdens het leren voor een beroep ontwikkelen studenten beroepskennis en handelingsrepertoire en vindt er een wordingsproces plaats, waarbij zij ingroeien in een beroepsgemeenschap (De Bruijn, 2019; Colley et al., 2003) . Door interactie met die beroepsgemeenschap creëren studenten beroepsnarratieven, die uitingen zijn van hun beroepsidentiteitsontwikkeling (Vähäsantanen & Arvaja, 2022). Bij studenten in het economisch domein van het middelbaar beroepsonderwijs lijkt het wordingsproces lastiger te verlopen dan in andere beroepsdomeinen, hoewel onderzoek schaars is (Virtanen et al., 2008).
Onderzoeksvraag: Hoe ontwikkelen mbo- studenten beroepsnarratieven tijdens economische beroepsopleidingen?
Methodologie
In deze longitudinale multiple case study (Yin, 2018) wordt bij veertien studenten de ontwikkeling van hun narratieven gevolgd (McAlpine, 2016; McKibben & Breheny, 2023). Tijdens hun driejarige opleiding worden zij eens per kwartaal geïnterviewd.
(Voorlopige) resultaten
Het onderzoek is september 2024 gestart. Voorlopige resultaten bevestigt bevindingen uit eerder onderzoek (Young Works, 2019) studenten uit dit domein starten veelal zonder duidelijk beroepsbeeld of verwachtingen.
P2.5 Interacties tussen leerkracht en kwetsbare leerlingen: de ervaren leerkracht-leerlingrelatie en het gevoel van Teacher Self-Efficacy
Vera de Vries1, Henderien Steenbeek1, Elisa Kupers2, Lotte Koning1
1Hanze, Netherlands, The; 2Rijksuniversiteit Groningen, Netherlands, The
Dit onderzoek richt zich op hoe leerkrachten kwetsbaarheid definiëren, de invloed van de leerkracht-leerlingrelatie en de rol van Teacher Self-Efficacy (TSE) bij interacties met kwetsbare leerlingen, uitgaand van Bronfenbrenner’s sociaalecologisch model (1979).
De onderzoeksvragen zijn: Hoe definiëren leerkrachten kwetsbaarheid? Ervaren leerkrachten verschillen in TSE bij kwetsbare en niet-kwetsbare leerlingen? Hoe beïnvloedt de leerkracht-leerlingrelatie TSE en varieert dit tussen kwetsbare en niet-kwetsbare leerlingen?
Met behulp van interviews en online vragenlijsten (LLRV; Koomen et al., 2007; TSES; Tschannen-Moran et al., 2001) zijn data geanalyseerd van 130 leerkrachten middels SPSS en Atlas.ti.
Leerkrachten benadrukken dat de kwetsbaarheid van leerlingen zowel met interne als met externe factoren te maken heeft. TSE is lager bij kwetsbare leerlingen. De leerkracht-leerlingrelatie hangt significant samen met TSE.
Om de generaliseerbaarheid van het onderzoek te versterken zou toekomstig onderzoek zich kunnen richten op contextuele en regionale verschillen.
P2.7 Het ontwerpen van een doelsysteeminterventie om studenten hun metamotivatie te bevorderen
Esli Verheggen, Caroline Archambault, David Ehrhardt, Fred Janssen
Universiteit Leiden, Netherlands
Motivatiewetenschappers focussen meer en meer op de capaciteit van studenten om hun eigen motivatie te monitoren en reguleren (“metamotivatie”, zie Fujita et al., 2024; Ilishkina et al., 2022; Wolters, 2003). Deze studie richt zich op het ontwerpen van een interventie die studenten helpt hun metamotivatie te bevorderen middels het creëren van een persoonlijk doelsysteem (zie Janssen et al., 2013; Kruglanski et al., 2023). Eerste resultaten laten zien hoe bij het opstellen van een doelsysteem de ‘laddertechniek’ (zie Miles & Rowe, 2004) studenten helpt inzicht te krijgen in hun bronnen van motivatie - zoals, bijvoorbeeld, de wens in verbinding te staan met anderen. Verdere onderzoeksfases verkennen hoe studenten deze zelf-geïdentificeerde bronnen kunnen gebruiken om de subjectieve waarde van universiteitsvakken te vergroten. Naar verwachting leidt dit tot hogere motivatie (Fong et al., 2024). Tijdens de posterpresentatie belichten we de effecten van de interventie en bespreken we mogelijkheden deze in bestaande curricula te integreren.
P2.8 Navigeren van Interdisciplinaire Obstakels: Implementatie van Challenge-Based Learning voor Duurzame Ontwikkeling in het Voorgezet Onderwijs
Bart Schutte, Dury Bayram, Annemieke Vennix, Jan van der Veen
TU Eindhoven, Netherlands, The
In de complexe wereld van vandaag vraagt het aanpakken van duurzaamheidsvraagstukken om interdisciplinair onderwijs, een belangrijke methode voor Education for Sustainable Development (ESD), waarin kennis uit verschillende vakgebieden wordt geïntegreerd. Challenge-based Learning (CBL) is een voorbeeld van deze aanpak, waarbij studenten, docenten en andere belanghebbenden samenwerken bij het oplossen van problemen. Ondanks de erkende voordelen van interdisciplinariteit blijft de integratie in het voortgezet onderwijs beperkt door vakgerichte curricula, terughoudendheid van docenten en logistieke uitdagingen. Deze studie onderzoekt hoe docenten met deze obstakels omgaan als zij navigeren om interdisciplinaire CBL-projecten over duurzaamheid ontwikkelen. Met behulp van documentanalyse en interviews worden de strategieën en ontwerpen van docenten onderzocht. De voorlopige bevindingen laten zien dat docenten projecten vaak losstaand van vakken aanbieden, met nadruk op vaardigheden in plaats van inhoud. Dit roept vragen op of de huidige integratie van interdisciplinariteit op de onderzochte scholen daadwerkelijk de in de literatuur beschreven voordelen oplevert.
P2.9 Inclusief Blended Hoger Onderwijs voor Studenten met Ondersteuningsbehoeften
Rinotha Senathirajah1, Suzan van Brussel1, Esther van der Stappen1, Marieke Meeuwisse2
1Avans Hogeschool, Netherlands, The; 2Erasmus Universiteit Rotterdam, Netherlands, The
Blended learning (BL) modellen en principes lijken veelbelovend voor het creëren van inclusieve leeromgevingen1, maar onderzoek naar de voordelen voor studenten met ondersteuningsbehoeften is beperkt2. Door inclusiviteit en BL-principes te combineren3, kunnen HO-instellingen inclusieve leeromgevingen bevorderen1. In deze bijdrage presenteren we een systematische literatuurstudie (SLR) waarin de onderzoeksvraag centraal staat: welke bestaande modellen en principes van BL worden gebruikt of geconceptualiseerd in het HO en in hoeverre bevatten deze modellen en principes inclusieve elementen? De PRISMA-richtlijnen worden gevolgd om de SLR uit te voeren in drie databases4. We selecteren peer-reviewed empirische en conceptuele artikelen gepubliceerd tussen 2014 en 2024 die BL-modellen of -principes in het HO beschrijven en implementeren. Integratief wordt geanalyseerd welke inclusieve elementen de beschreven en geïmplementeerde BL-modellen en -principes bevatten. Tijdens de bespreking zullen we focussen op de vraag hoe de inzichten geïntegreerd kunnen worden in de praktijk om de inclusie van studenten met ondersteuningsbehoeften te bevorderen.
P2.10 Constructief samenwerken in learning communities
Bastienne Bernasco
Saxion, Netherlands, The
Inleiding. Een Learning Community kan een unieke methodiek kan zijn voor duurzame ontwikkeling. Deze case study brengt inzichten over de competentie constructieve samenwerking in twee learning communities in het hoger onderwijs.
Onderzoeksvragen:
- Waaruit bestaat collectieve activiteit in deze LC’s?
- Waaruit bestaat constructieve samenwerking in deze LC’s?
- Hoe helpen deelnemers van de LC elkaar om constructief samen te werken?
- Welke vaardigheden van constructief samenwerken worden door deelnemers meegenomen naar hun toekomstige praktijk?
Dataverzameling bestaat uit foto’s, reflecties en een vragenlijst over collectieve activiteit en constructieve samenwerking, en wordt uitgevoerd tussen februari en juni 2025, door deelnemers zelf te betrekken in een participatief actie gericht onderzoek. Zij reflecteren op de door hen verzamelde beelden en analyseren deze activiteit aan de hand van een recent framework van competenties voor duurzaamheid.
Discussie heeft betrekking op de methodiek en analyse van de data.
Voorlopige resultaten zijn de ruwe data en een eerste analyse.
P2.11 Socially Shared Regulation in Transdisciplinaire leeromgevingen in het hoger onderwijs
Sascha van Kuppeveld1, Els Roskam-Pelgrim1, Marca Wolfensberger1, Peter Verkoeijen2
1Avans Hogeschool Breda, Expertise-centrum Future Proof Education; 2Erasmus University Rotterdam, Department of Psychology Education and Child Studies, Methods and Skills Team
Inleiding
De samenleving wordt geconfronteerd met complexe vraagstukken, waarvan de oplossingen om transdisciplinaire samenwerking vragen. Voor het aanleren daarvan zijn transdisciplinaire leeromgevingen nodig.
De verschillen tussen deelnemers in transdisciplinaire leeromgevingen zorgen voor uitdagingen. Reguleren van deze uitdagingen is daarom nodig in het bijzonder via Socially Shared Regulation (SSRL). Het belang van SSRL wordt namelijk groter naarmate de verschillen in groepen groter worden.
SSRL is nauwelijks onderzocht in transdisciplinaire leeromgevingen in het hoger onderwijs.
Onderzoeksvragen
Welk type uitdagingen ervaren deelnemers in transdisciplinaire leeromgevingen en voor welk type regulatie kiezen deze deelnemers? Welke individuele- en groepscondities beïnvloeden de keuze voor SSRL?
Methode
Het verkennend onderzoek bestaat uit een vragenlijst (AIRE, Järvenoja, 2013) en individuele semi-gestructureerde interviews bij 17 studenten in een transdisciplinaire minor binnen het Urban Living Lab Breda.
Resultaten en discussie
De resultaten zijn in april 2025 gereed en worden in de poster toegelicht.
P2.12 De toetsing van een theoretisch model voor studiekeuze in het eerste jaar
Klaartje van Genugten1, Marcel van der Klink1, Saskia Brand-Gruwel2
1Zuyd hogeschool; 2Maastricht University
Veel is bekend over hoe adolescenten tot hun studiekeuze voor het hoger onderwijs komen, maar veel minder is bekend hoe, in het eerste jaar, hun studiekeuzeproces doorloopt wanneer zij de keuze moeten maken om de opleiding al dan niet te vervolgen. Dit onderzoek gaat over het studiekeuzeproces van eerstejaars. De centrale onderzoeksvraag luidt: wat karakteriseert het studiekeuzeproces van eerstejaars studenten en hoe hangen studiekeuze voor de poort, studentgebonden en schoolgebonden factoren hiermee samen. Hiervoor is een theoretisch model opgesteld. In januari 2023 zijn vragenlijsten afgenomen onder 300 eerstejaars studenten van vijf bacheloropleidingen van een Nederlandse HBO-instelling. Met deze data wordt het theoretisch model getoetst via Structural Equation Modeling. In de sessie wordt het model visueel uitgebeeld en de voorlopige resultaten gepresenteerd. De besprekingsvraag luidt: gegeven de resultaten over invloedrijke factoren, welke interventies zouden het studiekeuzeproces in het eerste jaar kunnen ondersteunen zodat studenten een weloverwogen definitieve studiekeuze kunnen maken?
P2.13 (Samen)werken aan feedbackgeletterdheid: zicht op de student en docent
Lieke M. Jager
Radboud Universiteit Nijmegen, Netherlands, The
Feedback wordt in recent onderzoek begrepen als een proces waarin studenten (steeds beter) zicht krijgen op hoe zij zich verhouden tot standaarden en wat er voor nodig is om zich daarnaar toe te ontwikkelingen (cf. Boud & Dawson, 2021; Molloy et al., 2020). Docenten spelen een grote rol om dat proces te faliciteren. Om tot effectieve feedbackprocessen te komen moeten zowel leraren als studenten deze ‘feedbackgeletterd’ ontwikkelen (Carless & Winstone, 2023).
De poster presenteerd bevindingen van een exploratief onderzoek binnen een universitaire lerarenopleiding naar de ontwikkeling van feedbackgeletterdheid van docenten (N=4) door hen meer zicht te geven op de feedbackgeletterdheid van hun studenten (N=24). Iedere docent heeft transcripten van twee opnames van studenten waarin ze in drietallen feedback gerelateerde uitdagingen en worstelingen bespraken. Docenten analyseerde deze transcripten en hielden bij wat zij hiervan leerden en welke implicaties voor hun docenthandelen ze afleidde. Naast resultaten worden ook ethische dilemma's bediscussieerd.
P2.14 Ontwerpprincipes docentprofessionalisering HO: De leergang Expert formatief handelen
Meike Faber, Hans Barf, Jannet Doppenberg
Hanze, Netherlands, The
Sinds vorig schooljaar worden 14 docenten van de Hanze middels een tweejarige leergang ‘Expert formatief handelen’ geprofessionaliseerd door Toetsrevolutie. In het eerste jaar ligt de focus van de leergang op het bijbrengen van kwaliteitsbesef, het ontwerpen van handelingsgerichte onderzoeksprocessen en het organiseren van transformatieve feedbackprocessen (Kneyber et al., 2022). Omdat er relatief weinig onderzoek gedaan is naar docentprofessionalisering in het hoger onderwijs (Vermunt et al., 2024), wordt onderzocht wat de effectieve ontwerpprincipes zijn van de leergang binnen de context van de Hanze. Gegevens worden verzameld bij de ontwerper van de leergang middels logboeken en interviews, en bij docenten middels interviews. De resultaten van het eerste jaar laten zien dat de ontwerpprincipes zoals beoogd door de ontwerper en ervaren door de docenten overeenkomen met de vier groepen ontwerpprincipes voor effectieve docentprofessionalisering zoals onderscheiden door Sims et al (2023), maar ook dat daarbinnen enkele context en doel specifieke ontwerpcriteria te onderscheiden zijn.
P2.15 Verbindende praktijken ter bevordering van leerkracht-leerlingrelaties in het secundair onderwijs: een nieuwe vragenlijst
Evelien Buyse1,2, Margot Longeville1,2, Jantine Spilt1,2, Karine Verschueren1,2, Hilde Colpin1,2
1Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, KU Leuven, België; 2Instituut voor Kind en Jeugd, KU Leuven, België
Zowel theorie (gehechtheidstheorie, zelfdeterminatietheorie) als onderzoek benadrukken het belang van leerkracht-leerlingrelaties (LLR) voor schoolse prestaties en het welzijn van adolescenten. Verbindende praktijken (VP) zijn concrete gedragingen die leerkrachten inzetten ter ondersteuning van die LLR. Desondanks richt onderzoek naar VP zich voornamelijk op basisonderwijs. We ontwikkelden een vragenlijst voor leerlingpercepties over VP in de eerste graad secundair onderwijs.
Focusgroepen met 48 leerlingen genereerden alledaagse voorbeelden van VP. Tien thema’s werden geïdentificeerd met thematische analyse en vertaald naar 32 vragenlijstitems. Vervolgens vulden 496 leerlingen de vragenlijst in. Confirmatorische factoranalyse resulteerde in 25 weerhouden items binnen vijf subschalen (χ2/df =2.33, CFI =.94, α =.64-.85): Benaderbaarheid, Persoonlijke band, Bezorgdheid en zorg, Rechtvaardige autoriteit en Motiverend lesgeven. De constructievaliditeit werd nagegaan door correlatieonderzoek tussen de subschalen en relatiekwaliteit in LLR, academisch zelfconcept en betrokkenheid.
Samenvattend kan de vragenlijst, na aanvullende validatie, bijdragen aan onderzoek naar effectieve VP en de ontwikkeling van professionaliseringsinitiatieven voor (aspirant) leerkrachten.
P2.16 Waarom er net nood is aan meer promotieonderzoek door leraren
Joris Van Doorsselaere
Universiteit Gent, Belgium
De in 2024 goedgekeurde bezuinigingsoperatie voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bedreigt de subsidiëring van beurzenprogramma’s door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en het daarin ingebedde Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Deze posterpresentatie reflecteert kritisch op de beleidsbeslissing en betoogt op basis van empirische studies wat de meerwaarde is van promotieonderzoek door leraren. In Nederland en Vlaanderen is er groeiende aandacht voor evidence-informed beleid en praktijk, wat leidt tot een grotere erkenning van het perspectief van leraren. Promotieonderzoek door leraren sluit aan bij deze ontwikkeling, doordat zij zelf bepalen wat relevant is om te onderzoeken. De studies (e.g., Bakx et al., 2014; Oolbekkink-Marchand et al., 2018; 2022) wijzen op de positieve impact op de eigen onderwijspraktijk, wat bijdraagt aan professionele ontwikkeling. Onder de juiste omstandigheden kan het een meer gelijkwaardige verbinding en dynamische interactie brengen tussen wetenschappelijk onderzoek gericht op theorievorming, en kennisontwikkeling vanuit diverse praktijkcontexten.
P2.17 Grip krijgen op leerprocessen van mbo-studenten in en door contexten: methoden en instrumenten
Rachelle van Harn1,2, Dr. Maaike Koopman1,2, Prof. dr. Elly de Bruijn1,2
1Open University, The Netherlands; 2University of Applied Sciences Utrecht, The Netherlands
Mbo-opleiders hebben prangende vragen over hoe mbo-studenten in en over grenzen van verschillende leercontexten (theorielessen, projectonderwijs, stages, etc.) leren (De Bruijn, 2019). Dit promotieonderzoek beoogt leerprocessen van mbo-studenten te expliciteren. In deelstudie 1 worden geschikte instrumenten ontwikkeld.
Onderzoeksvraag: Hoe kunnen leerprocessen van mbo-studenten voor ontwikkeling van beroepskennis, handelingsrepertoire en beroepsidentiteit longitudinaal worden onderzocht, gebruikmakend van de concepten continue progressieve recontextualisatie (Heusdens et al., 2018), sense-making, meaning-making (Bijlsma, et al., 2016) en het proces van belonging, becoming en being (Chan, 2013)?
O.b.v. een literatuurstudie, voortbouwend op een review van empirisch onderzoek naar beroepsgerichte leerprocessen (Koopman et al., ingediend), worden instrumenten geselecteerd en gepilot om de vier centrale concepten longitudinaal en in samenhang te onderzoeken.
Een combinatie van observaties, reflection in realtime action-interviews, reflection on realtime action-interviews en storyline-interviews wordt overwogen. Tijdens de ORD zijn eerste pilotresultaten beschikbaar.
Besprekingsvraag: Hoe evalueer je de bruikbaarheid en geschiktheid van onderzoeksinstrumenten in onderzoek naar leerprocessen?
P2.18 Welbevinden van Kinderen gedurende de Transitie van Primair naar Secundair onderwijs: een Scoping Review
Sanne van der Zwet1, Margot I. Bochane1, Henderien W. Steenbeek1, Alexander E.M.G. Minnaert2, Margreet R. Luinge1
1De Hanze, Groningen; 2Rijksuniversiteit Groningen
Jaarlijks maken in Nederland zo’n 200.000 kinderen de transitie van primair naar secundair onderwijs. Vele leerlingen maken deze overstap vrijwel vlekkeloos, maar voor sommige leerlingen is de transitie lastig, wat negatieve effecten heeft op hun welbevinden. In lijn met het model van Bronfenbrenner (1979) is deze transitie niet alleen van invloed op het kind zelf, maar ook op de systemen rondom het kind. Het doel van deze scoping review was om factoren te identificeren die van invloed zijn op welbevinden van kinderen tijdens hun transitie van primair naar secundair onderwijs. De scoping review is uitgevoerd volgens PRISMA-ScR richtlijnen (Tricco et al, 2018). Alle geïncludeerde artikelen zijn op hun methodologische kwaliteit beoordeeld. De gevonden factoren zijn inductief geclusterd in thema’s. Voorlopige resultaten laten diverse thema’s zien: kind; ouders; vrienden; leerkrachten; school; en klas. Binnen het thema vrienden zit bijvoorbeeld de factor ondersteuning van vrienden. Deze factoren kunnen aanknopingspunten geven voor praktijkevaluatie en verbetering.
P2.19 Ethische en maatschappelijke inzichten leren binnen een Educational Live Action Role Play
Tjark Huizinga, Verena Schulze Greiving
Hogeschool Saxion, Nederland
Studenten van technische opleidingen leren om ethische en maatschappelijke gevolgen van technologische innovaties te overwegen (Nardo & Gaydos, 2021). Het doorleven van de consequenties blijft voor studenten uitdagend. Het spelen van een Educational Live Action Role-Play (EduLARP; Vanek & Peterson, 2016) biedt mogelijkheden voor studenten om technologische ontwikkelingen vanuit andere perspectieven te ervaren. Leidende onderzoeksvragen zijn: Hoe ervaren studenten een EduLARP? Wat leren studenten over ethiek van een EduLARP? De EduLARP is uitgevoerd bij drie masteropleidingen. Observaties richten zich op interacties tijdens de EduLARP. Vragenlijsten meten studentervaringen, de opzet en het geleerde van de EduLARP. Resultaten illustreren dat de EduLARP buiten de comfortzone van studenten ligt en dat ze het uitdagend ervaren. Leerervaringen richten zich op interactie tussen technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Het leereffect kan verrijkt worden door EduLARPs te integreren in bestaand onderwijs. Postersessievraag: Op welke wijze kan het beoogde leereffect van EduLARPs nog beter inzichtelijk gemaakt worden?
P2.20 Dimensies van leerlingenparticipatie: leerlingen als partners in onderwijsonderzoek
Ben Smit1, Dineke Tigelaar1, Amanda Berry2, Wilfried Admiraal3
1Universiteit Leiden, Netherlands; 2RMIT University, Melbourne, Australia; 3OsloMet, Oslo, Norway
Als een benadering van democratisch onderwijs werden student-leraren in een eenjarige lerarenopleiding voor het voortgezet onderwijs voorbereid op participerend actieonderzoek (PAR) in samenwerking met hun leerlingen. Praktijken worden beïnvloed door bestaande structuren, maar bieden ook mogelijkheden voor transformatie, volgens de Theory of Practice Architectures (TPA) (Kemmis et al., 2014).
De student-leraren voerden een PAR-project uit rond een gezamenlijk klasprobleem, met actieve betrokkenheid van leerlingen. Vier niveaus van leerlingparticipatie (Inform, Consult, Participate, Collaborate) werden onderscheiden in verschillende onderzoeksfasen (Smit et al., 2020).
Uit ervaringen van student-leraren en opleiders zijn 17 principes afgeleid voor succesvolle PAR, verdeeld over drie TPA-dimensies. Leerlingenparticipatie vond vooral plaats op lagere niveaus en in voorbereidende fasen. Hoewel de principes variabel werden gerealiseerd, zagen student-leraren hun leerlingen uiteindelijk als waardevolle partners. Voorbereiding van student-leraren op leerlingparticipatie in PAR bleek uitdagend (Smit, 2023; Smit et al., 2022).
We bespreken hoe de bevindingen kunnen bijdragen aan een duurzame democratische onderwijspraktijk.
P2.21 Wat is schaduwonderwijs? Een discussie over dit concept en welke dimensies hierbij van belang zijn
Nynke Douma1, Anouk Zuurmond2, Matthijs Warrens1
1Rijksuniversiteit Groningen, The Netherlands; 2VU Amsterdam, The Netherlands
Er bestaan verschillende vormen van schaduwonderwijs, zoals bijles en examentraining. In onderzoek naar schaduwonderwijs wordt echter vooral gefocust op bijles (e.g., Bray & Lykins, 2012), en wordt schaduwonderwijs vaak gebruikt als term voor privaat aanvullend onderwijs (e.g., Byun et al., 2018), terwijl het onderscheid tussen publiek/privaat in de praktijk onduidelijk is.
Om in de praktijk schaduwonderwijs beter te kunnen onderzoeken en reguleren, is het van belang dat dit concept helder wordt gedefinieerd. Welke dimensies zijn van belang in de definitie van schaduwonderwijs?
Hiervoor vergelijken we de conceptualisering van schaduwonderwijs uit de theorie met (groeps)interviews (n=29) met onderwijsprofessionals over schaduwonderwijs op scholen in Nederland. Op basis hiervan onderscheiden we dimensies in de definitie van schaduwonderwijs (e.g., financiering, aanbieder).
Besprekingsvraag: Welke dimensies zijn van belang in de definitie van schaduwonderwijs? We bespreken dit aan de hand van de vraag in hoeverre dimensies theoretisch duidelijk zijn, en relevant en herkenbaar voor de praktijk.
P2.22 Wederzijds leren van coach en docent-in-opleiding tijdens de praktijkstage op school
Geerte Holwerda-van den Berg, Albert Logtenberg, Lysanne Post, Fred Janssen
ICLON, Netherlands, The
Het opleiden van nieuwe docenten vindt grotendeels plaats tijdens de schoolstage, waar een docent-in-opleiding (mentee) wordt begeleid door een ervaren docent die lesgeeft in hetzelfde schoolvak (mentor). In deze mentorrelatie is de focus vaak eenzijdig gericht op de professionele ontwikkeling van de docent-in-opleiding. Dat is jammer, omdat deze relatie veel mogelijkheden biedt voor wederzijds leren van mentor en mentee. In deze kwalitatieve studie is de begeleidingsrelatie tussen docenten-geschiedenis-in-opleiding en hun vakcoaches tijdens de praktijkstage op school onderzocht. Daarvoor zijn laddering-interviews met 16 begeleidingsduo’s gebruikt. De resultaten geven zicht op de begeleidingsrelatie, mentorpraktijken en de achterliggende doelen. De duo’s reflecteren op mogelijkheden om deze begeleidingsrelatie te verdiepen om wederzijds leren tot stand te brengen. Ook zijn de factoren die een rol spelen bij het ontstaan van wederzijds leren tussen mentor en mentee geïdentificeerd. De uitkomsten bieden aanknopingspunten voor een vervolgstudie waarin het wederzijds leren kan worden gestimuleerd.
P2.23 De ontwikkeling van een professionaliseringsinitatief inzake feedback voor stagementoren via Educational Design Research
Lisa Herman, Ruben Vanderlinde
Universiteit Gent, Belgium
Een opleidingsaanbod uitwerken voor stagementoren is één van de beleidsprioriteiten die de Vlaamse Engagementverklaring voor de lerarenopleidingen vooropstelt. Stagementoren vervullen een cruciale rol binnen de stagebegeleiding van student-leraren. Hoewel feedbackverstrekking hierbij een belangrijk aspect vormt, toont onderzoek aan dat een duidelijke nood bestaat naar professionalisering van mentoren inzake feedback en dat empirisch onderzoek betreft de impact van professionaliseringsinitatieven op de professionele identiteit van mentoren beperkt is. Het gepresenteerde onderzoek beoogt (1) een professionaliseringsinitiatief voor mentoren te ontwikkelen inzake feedback en (2) te onderzoeken hoe deelname feedbackoptimalisatie en groei in professionele identiteit van mentoren beïnvloedt. Ontwikkeling van het professionaliseringsinitatief gebeurt in co-creatie binnen een Educational Design Research aanpak, wat wetenschappelijk onderbouwde en praktijkrelevante output garandeert. De impact van het professionaliseringsinitatief wordt onderzocht via een mixed-method aanpak (surveys, interviews, focusgroepen, observaties). Tijdens de postersessie wordt feedback gevraagd rond de opzet en methoden om feedbackoptimalisatie en impact op professionele identiteit te meten.
P2.24 Leerkrachten en Vlaamse toetsen: a match made in heaven?
Jonas Dierickx, Daphné Van Looy
Universiteit Gent
Leerkrachten kunnen, net als leerlingen (Van Looy, 2024), doelen en motieven vooropstellen bij toetsen, gebaseerd op de zelfdeterminatietheorie (Ryan & Deci, 2017) en de achievement goal theory (Benita et al., 2017). Dit kwantitatief vragenlijstonderzoek (n=128) onderzocht, in het kader van een masterproefonderzoek, de aanwezigheid van doelen (11 items), motieven (15 items) en mogelijke toetsintroducties (14 items) bij leerkrachten in het secundair onderwijs voor de eerste afname van de Vlaamse toetsen. Via t-testen, ANOVA-analyses en aanvullende post-hocanalyses werden verschillen op basis van demografische kenmerken en de plaats van de Vlaamse toetsen in het schoolreglement onderzocht. Resultaten tonen dat leerkrachten voornamelijk neutrale motieven en doelen vooropstellen en eerder ontwikkelingsgerichte toetsintroducties hanteren. Leerkrachten uit de A-stroom zouden de toetsen meer ontwikkelingsgericht introduceren dan leerkrachten uit de B-stroom (p=.028). Wanneer het schoolreglement toelaat om resultaten van de Vlaamse toetsen te gebruiken tijdens deliberaties zouden leerkrachten meer ontwikkelingsgerichte (p=.017) en autonomieondersteunende toetsintroducties (p=.002) hanteren.
P2.25 Collective Teacher Efficacy: Sleutel tot succesvolle taaltrajecten voor kleuters
Jolien Mathysen1, Jordi Casteleyn1, Aster Van Mieghem1, Kris Van den Branden2
1Universiteit Antwerpen, Belgium; 2Katholieke Universiteit Leuven, Belgium
Inleiding
Sinds 2021-2022 worden vijfjarige kleuters in Vlaanderen gescreend op hun luistervaardigheid in het Nederlands. Het beleid verwacht dat scholen duurzame en effectieve taal(integratie)trajecten ontwikkelen voor kleuters die niet goed op deze screening scoren. Onderzoek gaat ervan uit dat Collective Teacher Efficacy (CTE) een belangrijke succesfactor is in het vormgeven van deze taaltrajecten. CTE is het gedeelde geloof van een schoolteam in hun vermogen om samen onderwijsstrategieën effectief te implementeren, wat leidt tot betere leerlingprestaties.
Onderzoeksvraag In welke mate kan collective teacher efficacy bijdragen aan de vormgeving van taaltrajecten die een positieve impact op de leerlingen kunnen hebben?
Methodologie In 20 basisscholen voeren we een longitudinaal onderzoek uit. Hierbij maken we gebruik van diverse dataverzamelingstechnieken: interviews met leerkrachten en directies, observaties van klaspraktijken en analyses van leerlingresultaten. Via Crisp-set Qualitative Comparative Analysis (QCA) bestuderen we de impact van de vijf dimensies van CTE op de leerlingprestaties.
P2.26 Evidence-informed lesmateriaal rond financiële geletterdheid
Kristof De Witte, Francisco Pitthan, Kaat Iterbeke
KU Leuven, Belgium
In deze poster schetsen we een overzicht van onze onderzoekslijn naar financiële geletterdheid. De onderzoekslijn ontwikkelt digitaal lesmateriaal, dat we vervolgens testen via gerandomiseerde experimenten in het Vlaamse secondair onderwijs. Naast de effectiviteit van het lesmateriaal gaan we bredere kennisvragen na. Zo onderzoeken we de effectiviteit van huiswerk, online professionele ontwikkeling, adaptieve leerpaden, werken op interesses, of gedragseconomische inzichten. Het lesmateriaal dat effectief wordt bevonden is gratis beschikbaar via onze website: www.financiele-geletterdheid.org.
P2.27 Generatieve AI en academisch schrijven: de invloed van instructie op verantwoord gebruik en effectieve prompting
Alix Vereecke, Bram De Wever, Fien De Smedt
Universiteit Gent, Belgium
Deze masterproef onderzoekt hoe Generatieve AI (GAI) studenten kan ondersteunen bij academisch schrijven. Op basis van schrijfprocesmodellen werd een instructie ontwikkeld over het verantwoord gebruik van GAI in alle fasen van het schrijfproces en prompting. De onderzoeksvraag richt zich op het effect van deze instructie op promptkwaliteit, tekstherwerkingen en tekstkwaliteit.
Twee gerandomiseerde groepen (3e bachelor) schreven een pretekst. De controlegroep (n=10) herwerkte deze tekst onmiddellijk met ChatGPT (posttest), terwijl de experimentele groep (n=10) eerst de instructie (±60 minuten) kreeg vooraleer te herwerken. De analyse omvat kwantitatieve (tekstscores) en kwalitatieve (teksten en ChatGPT-conversaties) gegevens.
De dataverzameling is afgerond en de analyse gestart. Voorlopige hypotheses suggereren dat studenten met instructie beter zullen prompten en ChatGPT doelgerichter en verantwoorder gebruiken. De resultaten, beschikbaar in mei 2025, worden besproken in het kader van de ontwikkeling van richtlijnen voor verantwoord AI-gebruik in hogeronderwijsinstellingen, met specifieke aandacht voor prompting.
P2.28 Richtlijnen voor het rapporteren van onderzoek met systematische codering van geobserveerd menselijk gedrag (SCOBe)
Marij Hillen1, Evelien Hoeben2, Rianne Kok3, Calum McHale4, Melissa Sexton5, Sabine van der Asdonk6, Daphne van de Bongardt3, Brett Bowman7, Richard Brown8, Susan Branje9, Jill Chorney10, Monika Donker9, Peter Ejbye-Ernst2, Sanne Geeraerts9, Daniëlle van der Giessen11, Gerard Humphris4, Helle Larsen12, Richard Philpot13, Mariona Portell14, Siyang Yuan15, Chiel van der Veen16, Janneke Noordman17
1Department of Medical Psychology, Amsterdam Public Health, Amsterdam UMC, Amsterdam, the Netherlands; 2Department of Medical Psychology, Amsterdam Public Health, Amsterdam UMC, Amsterdam, the Netherlands; 3Department of Psychology, Education and Child Studies, Erasmus University Rotterdam, Rotterdam, the Netherlands; 4School of Medicine, University of St Andrews, St Andrews, UK; 5School of Business and Economics, KIN Center for Digital Innovation, Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands; 6Institute of Education and Child Studies, Leiden University, Leiden, the Netherlands; 7Department of Psychology, University of the Witwatersrand, Johannesburg, South Africa; 8Department of Health Behavior and Policy, Virginia Commonwealth University School of Population Health, Richmond, USA; 9Department of Youth and Family, Utrecht University, Utrecht, the Netherlands; 10Department of Psychiatry, Dalhousie University, Halifax, Canada; 11Department of Child Development and Education, University of Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands; 12Developmental Psychology, University of Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands; 13Psychology Department, Fylde College, Lancaster University, Lancaster LA1 4YF, UK; 14Department of Psychobiology and Methodology of Health Sciences, Autonomous University of Barcelona, Cerdanyola del Vallès, Spain; 15School of Dentistry, University of Dundee, Dundee, UK; 16Windesheim University of Applied Sciences, Almere, the Netherlands; 17Nivel (Netherlands Institute for Health Services Research), Utrecht, the Netherlands
Systematische codering van geobserveerd menselijk gedrag (Systematic Coding of Observed human Behaviour; SCOBe) wordt gebruikt in verschillende disciplines, waaronder onderwijswetenschappen, maar de methodologische rapportage is vaak onvolledig. Wij hebben daarom internationale, interdisciplinaire richtlijnen voor de methodologische rapportage van dergelijk onderzoek ontwikkeld. Via de Delphi-methode bereikte een interdisciplinaire werkgroep van 22 experts groepsconsensus in drie rondes. De deelnemers beoordeelden een initiële set van rapportagecriteria (ronde 1). Vervolgens herzagen de deelnemers deze criteria en bereikten consensus over de inhoud in meerdere interactieve bijeenkomsten (rondes 2 en 3). We presenteren 20 criteria die de eerste uitgebreide richtlijnen voor rapportage van SCOBe-onderzoek vormen. De criteria zijn van toepassing op bestaande, nieuw ontwikkelde of aangepaste coderingssystemen. De criteria zijn ingedeeld in drie domeinen: 1. Onderzoekscontext; 2. Beschrijving van het coderingssysteem; en 3. Toepassing van het coderingssysteem. De gepresenteerde richtlijnen helpen bij het rapporteren over en het beoordelen van de kwaliteit van SCOBe-onderzoek.
P2.29 Ontwikkelgeschiedenis naar een leergemeenschap met een wijkgerichte aanpak
Jessica Zweers, Carina de Leeuw, Jannet Doppenberg
Hanze, Netherlands, The
In aansluiting bij de landelijke ontwikkelingen zet de gemeente Assen in op een wijkgerichte aanpak om positieve gezondheid te stimuleren. In de wijk Pittelo is deze ontwikkeling gestart met een afstudeeronderzoek van één masterstudent dat is uitgemond in een samenwerking tussen de gemeente, onderwijsinstellingen, en zorg- en welzijnsorganisaties. Om inzicht te krijgen in deze ontwikkeling is met behulp van de leergeschiedenismethode nagegaan welke fasen het proces kenmerkt en wat daarin belangrijke (f)actoren waren (Kleiner & Roth, 1996). Op basis van 6 retrospectieve interviews is uit individuele tijdlijnen een gezamenlijke tijdlijn en narratief opgebouwd, geverifieerd en geanalyseerd. De resultaten laten 4 ontwikkelfases zien: 1) (inter)nationale en regionale ontwikkelingen komen samen, 2) actoren komen tot een gezamenlijk inzicht, 3) zij ontwikkelen een gedeelde visie op de leergemeenschap en de rol van studenten en inwoners hierin, en 4) brengen de leergemeenschap in praktijk. Ook tonen de resultaten stimulerende en belemmerende factoren.
P2.30 Enhancing youth motivation for STEM through tiny house construction projects
Christophe Kegels, Valerie Thomas
Vrije Universiteit Brussel, Belgium
Inleiding
Er is een groeiende vraag naar STEM-werknemers (Smith & White, 2024). Om deze behoefte te vervullen, worden initiatieven opgezet om jongeren te motiveren voor STEM-opleidingen, aangezien motivatie essentieel is voor betrokkenheid bij STEM-activiteiten (Murphy et al., 2019). Het Groeihuis-project, gefinancierd door VLAIO, betrekt jongeren bij STEM door het bouwen van een tiny house.
Onderzoeksvraag
- Welke aspecten van het Groeihuis-project beïnvloeden de motivatie van jongeren voor STEM-activiteiten?
Methodologie
Twaalf jongeren namen deel aan semigestructureerde interviews, waarna de gegevens thematisch werden geanalyseerd (Braun & Clarke, 2006).
Resultaten en discussie
De resultaten benadrukken enerzijds het belang van autonomie, betrokkenheid en competentie als centrale factoren in het motiveren van de deelnemers, wat de relevantie van de zelfdeterminatietheorie onderstreept. Anderzijds gaven de deelnemers aan dat duidelijke taakverdeling, teamactiviteiten en regelmatige feedback essentieel zijn voor het verbeteren van hun motivatie, wat de relevantie van de achievement goal theory dan weer benadrukt.
P2.31 De Relatie tussen Flexibel Leren, Psychologische Basisbehoeften, Motivatie en Zelfgereguleerd leren bij Studenten
Joyce Neroni1, Martine Baars2, Lisette Wijnia3, Marloes Nederhand1, Petrie van der Zanden2
1Erasmus University Rotterdam, Netherlands, The; 2Radboud Universiteit Nijmegen, Netherlands, The; 3Open University, Netherland, The
In het hoger onderwijs (HO) wordt flexibel leren (i.e., van flexibiliteit op taakniveau tot aan curriculumniveau) steeds populairder. Hoewel flexibel leren mogelijkheden biedt om te voldoen aan diverse leerbehoeften van studenten, kan een mismatch tussen waargenomen en gewenste flexibiliteit ook negatieve effecten hebben bijvoorbeeld op de motivatie (Zelf-Determinatie Theorie, Deci & Ryan, 2000) of zelfregulatie (Zimmerman, 2002). Daarom richt dit onderzoek zich op de relatie tussen flexibel leren, psychologische basisbehoeftebevrediging, motivatie en zelfgereguleerd leren van HO-studenten.
Een kwantitatieve vragenlijststudie is uitgevoerd (N = 375) met de volgende meetinstrumenten: FlexistAP (De Bruyne & Van den Broeck, 2020), Basic Psychological Need Satisfaction and Frustration Scale (Van der Kaap-Deeder et al., 2020), Academic Self-Regulation Questionnaire (Ryan & Connell, 1989), en Self-Regulation for Learning Online questionnaire (Broadbent et al., 2023). De resultaten zijn ruim voor het congres bekend. Besprekingsvragen zijn gericht op de implicaties voor het vormgeven van flexibel onderwijs en suggesties voor vervolgonderzoek.
P2.32 Evaluatie van de leergang Education of Sustainable Development: percepties van begeleiders en deelnemers
Joost Haverkort, Jannet Doppenberg
Hanze, Netherlands, The
Het ESD Atelier is ontwikkeld als pilot binnen het Erasmus+ project Teacher Academy EduSTA en heeft als doel medewerkers van hogescholen te professionaliseren in het ontwikkelen en implementeren van duurzaamheidsonderwijs. Deze pilot bestond uit 7 bijeenkomsten verdeeld over een half jaar. Aan de evaluatie van de pilot deden 12 deelnemers mee. De bijeenkomsten werden afwisselend geleid door totaal 4 begeleiders. Met behulp van logboeken, interviews en vragenlijsten is nagegaan hoe zowel begeleiders als deelnemers het ESD Atelier hebben gepercipieerd. Hierbij is uitgegaan van de verschillende verschijningsvormen; beoogd, uitgevoerd en ervaren (Goodlad, 1979). Voorlopige resultaten laten zien dat alle deelnemers herkenning en erkenning vinden bij elkaar en dat een aantal het aanbod als gefragmenteerd heeft ervaren. De begeleiders raporteerden sterk gestuurd te worden op inhoud door de leerdoelen zoals geformuleerd binnen het overkoepelende project EduSTA. De 24-uurs aftrap bevorderde het gemeenschapsgevoel volgens zowel deelnemers als begeleiders.
|