Toon de sessies

 
Only Sessions at Date / Time 
 
 
Sessie overzicht
Sessie
P6: Gespecialiseerd - inclusief
Tijd:
Thursday, 05.06.2025:
13:30 - 15:30

Hoofd sessie: Sara Nijs
Plaats: AV - 91.12


Show help for 'Increase or decrease the abstract text size'
Presentations

De kwaliteit van leerkracht-leerlingrelaties in het gespecialiseerd onderwijs en associaties met het functioneren van leerlingen.

Sophie C. Alsem1,2, Femke van den Brink3, Christina Hoogendijk1,4, Nouchka T. Tick1

1Department of Developmental Psychology, Utrecht University, Utrecht, The Netherlands; 2Research Institute of Child Development and Education, University of Amsterdam, Amsterdam, The Netherlands; 3Department of Clinical Psychology, Utrecht University, Utrecht, The Netherlands; 4Yulius Onderwijs, Yulius Mental Health Organization, Dordrecht, The Netherlands

Gebaseerd op de gehechtheidstheorie is er veel onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de leerkracht-leerlingrelatie voor leerlingen. Echter, om leerlingen met speciale onderwijsbehoeften te ondersteunen is het belangrijk om in deze groep de kwaliteit van de leerkracht-leerlingrelaties te begrijpen. Het doel van dit onderzoek was het identificeren van verschillende type leerkracht-leerling relaties in het gespecialiseerd onderwijs en deze te karakteriseren met behulp van geslacht van de leerling, probleemgedrag, onderpresteren en ervaren ondersteunend vermogen van de leerkracht. Middels een cross-sectioneel design includeerden we 27 leerkrachten uit het gespecialiseerd basisonderwijs en 340 leerlingen.

Een latente profielanalyse gebaseerd op leerkrachtrapportages onthulde vijf relatietypes, tegenover drie types in de leerlingrapportages. Een hoge relatiekwaliteit werd geassocieerd met minder probleemgedrag bij leerlingen en minder ondersteuning van leerkrachten, dan lage relatiekwaliteit types. Deze resultaten bieden aanvullende theoretische inzichten voor het belang van de leerkracht-leerlingrelatie voor leerlingen met speciale ondersteuningsbehoeften en het gebruik van meerdere informanten.



De relatie tussen zelfconcept, acceptatie en vriendschap bij leerlingen in het speciaal onderwijs

Ivonne Douma1,2, Alexander Minnaert1, Anke de Boer1,2

1Regionaal Expertisecentrum Noord-Nederland (RENN4), Netherlands, The; 2Rijksuniversiteit Groningen

Een positief zelfconcept is van groot belang voor leerlingen en wordt volgens drie toonaangevende theoretische modellen primair ontwikkelt door peerrelaties. Bekeken vanuit het perspectief van inclusief onderwijs is het belangrijk te weten hoe peerrelaties (acceptatie en vriendschappen) gerelateerd zijn aan het zelfconcept van leerlingen met en zonder extra ondersteuningsbehoeften (EO). Deze studie onderzocht de relatie tussen zelfconcept, acceptatie en vriendschappen in een inclusieve voortgezet onderwijssetting (VO) waarin vier groepen leerlingen gezamenlijk zijn gehuisvest. Het betreft twee reguliere VO-groepen (n=401) en twee groepen leerlingen in het speciaal VO (leerlingen met een intellectuele beperking (n=58) en sociaal-emotionele gedragsproblematiek (n=68)). De resultaten van de multilevel analyses laten zien dat voor alle vier groepen acceptatie een voorspeller is voor verschillende zelfconcept domeinen, terwijl vriendschap een zeer beperkte voorspeller is van het zelfconcept. Deze resultaten tonen aan dat met name het bevorderen van de onderlinge acceptatie tussen leerlingen een belangrijke taak is voor het (inclusief)onderwijs.



Determinanten van Motivatie: Ervaringen van leerlingen met psychische en gedragsmatige uitdagingen in voortgezet speciaal onderwijs.

Willeke Norder1,2, Anke De Boer1,2, Alexander Minnaert2

1RENN4 (Regionaal Expertisecentrum Noord Nederland voor Cluster 4 Onderwijs); 2Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen, Orthopedagogiek & Klinische Onderwijskunde – Orthopedagogiek: Leren & Ontwikkelen, Rijksuniversiteit Groningen

Abstract

Motivatie is belangrijk voor leren en ontwikkelen. Voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) met psychische en/of gedragsmatige uitdagingen kunnen obstakels bestaan op het domein van motivatie, o.a. leidend tot schoolverzuim en vroegtijdig schoolverlaten zonder succesvolle uitstroom. Volgens de Zelfdeterminatie Theorie (ZDT) zijn de psychologische basisbehoeften aan competentie, autonomie en verbondenheid voorwaardelijk voor motivatie. Of en hoe leerlingen met psychische en/of gedragsmatige uitdagingen deze en andere determinanten ervaren als bepalend voor hun motivatie, is onvoldoende duidelijk. Dit kwalitatieve onderzoek bestudeerde daarom motivatie-gerelateerde ervaringen van vso-leerlingen middels semigestructureerde interviews. Resultaten tonen dat verschillende determinanten op leerling-, school- en omgevingsniveau de schoolgang- en schoolwerkmotivatie van vso-leerlingen beïnvloeden. Ook competentie, autonomie en verbondenheid spelen daarin een rol. Determinanten lijken sterk onderling verbonden, met een schijnbaar extra dimensie door de context van vso en psychische/gedragsmatige uitdagingen. Praktijkervaringen worden gekoppeld aan ZDT om vollediger begrip te verkrijgen over dynamieken in schoolmotivatie van vso-leerlingen.

Beschrijving

Inleiding

Motivatie is belangrijk om tot leren en ontwikkelen te komen. Voor adolescenten met psychische en/of gedragsmatige uitdagingen lijkt motivatie voor school niet vanzelfsprekend, tot uiting komend in o.a. schoolverzuim, vroegtijdig schoolverlaten, en minder succesvolle uitstroom naar vervolgopleidingen of werk (Clayborne et al., 2019; Gable et al., 2012; Krezmien et al., 2006; Inspectie van het Onderwijs 2020, 2023; Wood et al., 2012). In Nederland kunnen leerlingen met ernstige psychische en/of gedragsmatige uitdagingen en daaruit voortkomende specifieke ondersteuningsbehoeften, met een toelaatbaarheidsverklaring instromen in het (voortgezet) speciaal onderwijs (vso); ±3,5% van de leerlingpopulatie in de voortgezet onderwijs leeftijd (Koopman & Ledoux, 2016, p. 8).

Gezien het belang van motivatie is het onderwerp zeer uitgebreid onderzocht, zeker in onderwijssettingen. Een belangrijke theorie rondom motivatie is de Zelfdeterminatie Theorie (ZDT; Ryan & Deci, 2017). ZDT presenteert motivatie als aanwezig potentieel in ieder individu, groeiend over een spectrum (amotivatie - gecontroleerde motivatie - autonome motivatie), wanneer de psychologische basisbehoeften aan competentie, autonomie en verbondenheid worden vervuld.

Hoewel ZDT competentie, autonomie en verbondenheid presenteert als belangrijke determinanten van motivatie, is nog onvoldoende duidelijk hoe deze en mogelijke andere determinanten volgens leerlingen met psychische en/of gedragsmatige uitdagingen1 diens motivatie beïnvloeden. Het huidige onderzoek bestudeert daarom kwalitatief vso-leerling-ervaringen met motivatie. De resultaten kunnen bijdragen aan motivatiebevordering in vso, maar ook handvatten bieden voor de reguliere onderwijspraktijk.

Onderzoeksvragen
Wat zijn, volgens vso-leerlingen, determinanten die hun ervaren schoolmotivatie beïnvloeden?

Methodologie

49 Leerlingen in het vso in Noord-Nederland werden geïnterviewd voor een grotere studie over motivatie vanuit ZDT-perspectief. De semigestructureerde interviews bespraken: persoonlijke geschiedenis, gevoel op school, motivatie, autonomiegevoel, competentiegevoel, verbondenheid. De huidige studie analyseerde inductief het thema ‘motivatie’ in de interviewtranscripten om te ontdekken welke determinanten volgens leerlingen hun schoolmotivatie beïnvloeden.

Resultaten

Leerlingen maakten onderscheid tussen determinanten die hun schoolgangmotivatie en schoolwerkmotivatie beïnvloedden. Voorlopig en globaal geïdentificeerde determinanten zijn weergegeven in onderstaand overzicht.

Overzicht: Determinanten van motivatie (voorlopig).

Schoolgangmotivatie

Persoonlijke factoren

  • Persoonlijk gevoel/gemoed
  • Competentiegevoel
  • Autonomiegevoel
  • Gevoel van verbondenheid met docenten en medeleerlingen
  • Leerlingstrategieën
  • Toekomstbeeld
  • Geschiedenis schoolloopbaan

Schoolfactoren

  • Rooster
  • Afwisseling school/vrije tijd
  • Aanpak/setting op school
  • Betrokken docenten
  • Leuke klas
  • Tijd in jaar/week

Omgevingsfactoren buiten school

  • Ouders
  • Leerplicht

Schoolwerkmotivatie

Persoonlijke factoren

  • Waardering van vakken (leuk/saai)
  • Interesse en plezier
  • Toekomstbeeld (nut)
  • Competentiegevoel
  • Autonomiegevoel
  • Gevoel van verbondenheid met docenten en medeleerlingen
  • Concentratie
  • Leerlingeigenschappen
  • Diagnose
  • Werktempo

Schoolfactoren

  • Betrokken docenten
  • Leuke klas
  • Roostertijden en invulling
  • Tijd in jaar/week
  • Lesvorm
  • Beloningen
  • Cijfers

Omgevingsfactoren buiten school

  • Ouders

Discussie

Uit de resultaten blijkt dat factoren uit verschillende lagen schoolmotivatie beïnvloeden. Parallel aan ZDT werden competentie, autonomie en verbondenheid als motivatiedeterminanten benoemd, maar ook andere determinanten kwamen naar voren, zoals persoonlijk gemoed, eerdere schoolloopbaan, en roosterinvulling. Resultaten tonen dat de determinanten sterk met elkaar verbonden zijn – een waardevolle toevoeging door de kwalitatieve natuur van het onderzoek. Daarnaast lijken de vso-context en een achtergrond van psychische/gedragsmatige uitdagingen een extra dimensie te geven aan de patronen van motivatiedeterminanten. De presentatie zal dieper ingaan op hoe/of de geïdentificeerde determinanten gekoppeld kunnen worden aan de psychologische basisbehoeften. Zo wordt verdere verbinding tussen praktijk en theorie besproken.



Van theorie naar praktijk: De rol van interesses bij studiebegeleiding

Lysanne Post1, Rineke Keijzer2, Dineke Tigelaar1

1Universiteit Leiden; 2Hogeschool Rotterdam

Abstract

Studenten ervaren met enig regelmaat problemen bij de start van of tijdens hun studie, met mogelijk slechte toekomstperspectieven tot gevolg. Dit onderzoek maakt deel uit van een groter onderzoeksproject naar begeleidingspraktijken met betrekking tot studiekeuze, studieloopbaan en toekomstoriëntatie in mbo en hoger onderwijs in Nederland. De onderzoeksvragen zijn: (1) Hoe zijn studenten bezig met hun interesses en andere persoonlijke projecten in relatie tot studie en werk? en (2) Welke leerervaringen hebben studenten op het gebied van studiebegeleiding? Dit is onderzocht middels vragenlijsten, logboeken, dagelijkse gesprekken, persoonlijke projectanalyses, doelsysteeminterviews en diepte-interviews. De resultaten laten zien dat de interesses van studenten zeer waardevolle mogelijkheden kunnen bieden voor docenten om de begeleiding te verbeteren, maar dat dit best lastig kan zijn. Zeer belangrijk hierbij is het opbouwen van een goede professionele relatie met studenten en het creëren van een veilige omgeving om passende begeleiding te kunnen bieden.

Beschrijving

Inleiding

Als gevolg van isolatie tijdens de covid-pandemie en studieswitch kunnen studenten problemen ervaren bij de start van of overgangen binnen hun studie hun studie, met mogelijk slechte toekomstperspectieven tot gevolg. Vraagstukken als uitval van studenten, doorstroom en studiesucces vragen al geruime tijd aandacht. Hoewel er tegenwoordig veel kansen op werk zijn, is er ook sociale en economische onzekerheid en twijfelen veel studenten aan hun toekomst. Het gepresenteerde onderzoek bouwt voort op bestaande kennis op dit gebied met extra aandacht voor interesses en ervaringen van studenten zelf. Om perspectief te vinden in onderwijs en werk en om welzijn van studenten te versterken, is het cruciaal om aan te sluiten bij de interesses van studenten. Het ervaren van interesse is immers bevorderlijk voor welbevinden, leerprestaties en waardering voor activiteiten op school of elders. Bestaande inzichten in de ontwikkeling van interesses van studenten in relatie tot onderwijs en werk kunnen beter worden benut bij het begeleiden van studenten in hun studiekeuze en studieloopbaan en kunnen worden gevalideerd bij meer doelgroepen.

Onderzoeksvragen

- Hoe zijn studenten bezig met hun interesses en andere persoonlijke projecten in relatie tot studie en werk?

- Welke leerervaringen hebben studenten op het gebied van studiebegeleiding?

Methodologie

Het onderzoek bestond uit een interessemonitor (naar voorbeeld van Tigelaar et al., 2022) en een persoonlijke projectanalyse (naar voorbeeld van Little & Coulombe, 2015). Beide methoden hebben een mixed-methods design, waarbij gebruik is gemaakt van een interessevragenlijst, een dagelijks logboek (vier keer per dag gedurende twee weken), dagelijkse gesprekken tijdens logboekweken, een workshop persoonlijke projectenanalyse en diepte-interviews na de logboekweken en workshop. Per onderdeel van dit 15 maanden durende onderzoek deden 6 tot 50 van de in totaal 54 studenten (43 mbo, 4 hbo, 7 wo) mee. Alle gegevens zijn structureel gecodeerd en middels inhoudsanalyses geanalyseerd en getrianguleerd om de interesses van studenten en leerervaringen daaromtrent bij hun opleiding te onderzoeken.

Resultaten

Uit de interessevragenlijst en interviewgegevens blijkt dat individuele, gerichte aandacht en frequent contact belangrijke begeleidingskenmerken zijn om studenten beter te begeleiden tijdens hun studie en hen te ondersteunen bij het verkrijgen van positieve toekomstperspectieven. Uit het logboek, persoonlijke projecten en interviewgegevens blijkt dat de interesses van studenten zeer waardevolle mogelijkheden kunnen bieden voor docenten om de begeleiding te verbeteren door de persoonlijke doelen van studenten te relateren aan doelen die verband houden met studie en (toekomstige) carrière.

Discussie

Dit onderzoek laat mooie kansen zien om begeleidingspraktijken te verbeteren. Dit kan echter een uitdaging zijn, omdat zowel student als docent open moeten staan voor een dergelijke aanpak. Dit benadrukt het belang van het opbouwen van een goede professionele relatie met studenten en het creëren van een veilige omgeving om passende begeleiding te kunnen bieden. De praktische relevantie van dit onderzoek is helder: het geeft inzicht in sleutelfactoren voor succesvolle begeleiding van studenten tijdens hun studie, zodat ze goed voorbereid zijn op hun toekomst. Tegelijkertijd helpt dit onderzoek theorievorming op het gebied van interesses in verschillende (leer)omgevingen, aansluitend bij onder andere de literatuur over boundary crossing (Akkerman & Bakker, 2011 en 2019).